Marceline
(Zurich, zomer 1972)
De avond voor Marceline naar Griekenland vertrok
liet ik haar eindelijk mijn gedichten lezen.
In kleermakerszit zat ze met opgetrokken knieƫn midden op het grote bed waar de late zon haar haren nog even raakte voor hij in nevelgeel achter de heuvels aan de overkant
van het spiegelmeer verzonk.
Voorbij het raam, dat op een kier nog twijfelde
aan geluiden van deze dag, ontwaakte de nachtstad
langzaam.
Stil las ze gedicht na gedicht; in haar ogen glansde
vloeibaar licht en op haar lippen rustten vlinders
met traag gevouwen vleugels. Haar woorden vonden
een plek vinden onder mijn huid, in mijn hart of later
vulden ze mijn ziel. Eerder dan ik vermoedde
sleepte schemer gestaag zijn mantel
over het nog traag nasmeulend daglicht.
Langs rafelranden van het seizoen van schreeuwbloesem
en zwijgend blad zag ik Marceline die avond
voor de laatste keer. In de deuropening van de blauwe tram lachte ze naar me zoals alleen zij dat kon
en ik liep weg.
Door wankeluren met wijn aan de ronde tafel van Oberdorfli
mijmerde ik over haar schaterlach,
soms een traan of haar vingers over mijn huid.
Ursula vroeg waar ik aan dacht en Fritz sloeg zijn arm
om me heen terwijl ik pak een bierviltje pakte en woorden
schreef die Marceline nooit zou lezen:
De avond voor Marceline.....
kornelis, 03.06.06.