Ik vond een oude, vergeelde foto
Mijn grootvader, nog een kind toen,
zijn broers en zussen,
zijn ouders,
het waren grote gezinnen toen
Weemoed vervulde mij even
Ik voelde behoefte om met hen te praten
te begrijpen hoe het was, hun leven
hun gevoelens, hun hoop
Maar zij bleven stom
hun ogen waren leeg
hun gedachten verwaaid
hun lichamen vergaan
Zoals die talloze anderen
zonder onderscheid
goeie mensen en schurken
helden en lafaards
honderdjarigen
en jonge levens, zo vroeg
niemand weet waarom
Ooit hadden zij geleefd,
liefgehad, verlangd, gedroomd
dat wist ik
zoals dat nu het geval is met mij,
mijn geliefden, bekenden,
en allen die zich thans vermeien
in de illusies van het menselijk bestaan
Nog even
en ook zij zijn aan de beurt
om voorgoed te verdwijnen
en later zal er iemand mijmeren
misschien
over hen die eens deelnamen
aan dit bizarre levenstoneel
maar intussen gewist zijn
uit het geheugen van de mensheid
volkomen vergeten