Een gevoel wat mij niet verlaat,
als een paal boven water staat,
mensen die mijn hart vroeger lieten verbleken,
die tijd is nu versteken.
Angst voor mijn gevoel,
dat houd mij nu zo koel,
bang voor opnieuw die pijn,
en gekwetst te zijn.
Een muur zo dik als maar kan,
die zorgde dat elke man,
niet tot de kern zou komen,
niemand om over te dromen.
Nu schijnt er ineens een streepje licht,
licht wat op mij is gericht,
licht wat mij stilletjes verblijd,
en wil het stiekem toch niet kwijt.
toch mijn hand houd ik voor het gat,
waar de ontbrekende steen zat,
maar nu zo onverwacht,
iemand duwt mijn hand weg, heel zacht.
mijn hand is nu weg,
en ik hoor hoe ik zachtjes zeg,
het word tijd voor de volgende steen,
tot er niets meer is,
geen 1