Alleen
peinzend wandelend door de dreven
van geurende bloemen en struiken
verlaten eenzame wegen
die leiden naar een oord
waar mensen leven.
Het vuur van liefde komt tot leven,
de nood voelende
van het zwijgend delen
van het innerlijk gewoel.
Een vlinder die fladdert
van bloem tot bloem,
een bij die zoemend zoekend
met haar lijf in de kelk verdwijnt,
een vogel die zijn deuntje fluit.
Wat een genot, een rijkdom,
werd haar gegeven.
Ze zucht,
haar hand glijdt in haar zak,
ze tast… en lacht.