Uit 'kromheid'. Een fragment(1)
Sommigen hurken voor een naam,
anderen knielen. Er staan er
onnozel te doen aan een muur.
Er zijn er die zichzelf verdoven
door het monotoon scanderen van
een naam. Regen en wind, verne-
dering, afgewezen worden, doen
weer anderen alleen maar voor
een naam.
De mens verwart zichzelf, want
je hebt er geen een naam. Het
is de taak van de mensen eens
gegeven namen te geven. Al wat
je hebt gegeven, hebben wij namen
mogen geven. Als het geschapene
hebben wij namen gegeven.
Al wat wij daarna uitgevonden
hebben, bleven wij namen geven:
kanon, raket, bom! Oorspron-
kelijk was er geen wapen, was er
geen enkele naam voor een wapen.
Er waren geen wapens.
Geen enkel wapen heb je ons
gegeven. Je stenen hebben wij
tot wapens gemaakt. De takken
van je bomen werden stokken, wij
hebben ze bijgeschaafd tot stenen
bijlen. De stokken werden speren.
Je vlas werd de pees van een boog.
Geen enkel wapen heb je ons gegeven.
Wij hebben je vruchtdragende bomen,
je zaaddragende planten, de rijkdom
van je aarde, tot wapens gemaakt.
Wij waren het ondertussen gewoon
alles namen te geven. Alles wat
wij nieuw vinden geven wij een naam
en wordt onze nieuwe god!
Zelfs vandaag, wij zouden het al
moeten weten, vinden wij nog nieuwe
goden en geven hen een naam. Zoals
daar zijn, vul zelf maar in... zij
eindigen allemaal op -isme, de rest
staat vooraan.