Gesmeerd en geolied, tikt het klokje rond. Door het leven ingefolied, snoert de tijd ons de mond. Bij het ratelen van de wielen, verglijd de wijzer prompt, vergaan weer duizend zielen, als het hartritme verstomd. Bij het klinken van de bel, kijken ogen op naar boven, word het leven nu een hel, of spontaan geloven. De vergleden tijd, is de nagalm in ons hoofd. Met liefde en met spijt, is de levensvlam gedoofd.