In de fleur van mijn leven,
kwam ik jou mijn liefje tegen,
we liepen over het mulle zand,
als verliefden hand in hand.
In het schuimend zog van de zee,
op blote voetjes met z’n twee,
het golvend water tegemoet,
het klotste, maakte nat ons broek.
Tijd om te laten drogen,
achter de duinen weggekropen,
een beetje flirtend allebei,
we waren jong en nog zo vrij.
Bij het huiswaarts keren,
bleven we verder zweven,
het afscheid viel ons zwaar,
zoals ’t hoort bij een verliefde paar.