Een wir-war van draden
zo prachtig, geordend,
in het zacht ochtendlicht.
Zacht klevend, schreeuwend
om voedsel, verlangend naar douw.
Sprankelend in de motregen,
dof en grouw in de zomerdag.
Sebastiaan -Sebastiaan-...
De pracht verloor haar schoonheid,
viel in stukjes uit elkaar,
nooit zijn ze terug gevonden.
Vermoord om wille van een schone tuin,
waar gaat de wereld heen?
Sebastiaan
is dood.