Hoooj allemaal.
Ik weet niet goed wat ik moet doen als titel,
en wat ik ervan vind.
Ik ben er namelijk niet helemaal tevreden over.
Daarom wil ik graag jullie advies, en mening.
Kritiek is welkom!
De golven likken mijn voeten, ik hoor het geruis van de wind,
En het klotsen van de zee tegen de branding.
Ik kijk, en aanschouw de oneindigheid.
De golven worden woester, een indringer in de zee.
Vallen en opstaan, omver geblazen door de wind.
In de verte, vaart een schip, vechtend tegen de storm.
Het zout dringt door mijn huid, door de wonden op mijn voet,
Door de gebarsten rotsen op het strand.
Zand waait in mijn ogen, uit mijn ogen stromen zoute tranen,
En mijn verdriet vermengt zich met de zee,
Nu een zee van verdriet, toen van oneindigheid.
Ik sta niet langer meer op het strand, mee genomen door de golven
Die mij wenkten met hun grijsblauwe kleur.
Maar toch nu als een van hen, tussen het schuim, de wind en het zout,
Ben ik nog steeds een indringer, niet welkom.
En daar sta jij, op de rotsen, als een vuurtoren.
Ik ben onherkenbaar als een grijze woeste golf,
Terwijl de wind met mij speelt,
Probeer ik naar jou toe te komen.
Maar, te weinig kracht in mijzelf, windkracht tien.
En ik word weg gesleurd, weg van jou, richting land.
Ik spoel aan op het strand, eenzaam en bijna verdampt.
Toen de moed verdwenen was door eb en vloed,
Mijn ziel gesneden was aan de scherpe schelpen,
Zag ik verblindend licht.
Ik keek op, en daar reikt jou hand.
Ik ben nu niet langer meer een grijze verschijning,
Bestaand uit het verdriet.
Door jou, ben ik mezelf weer.