Hier zit ik dan,
Met de tranen over mijn gezicht,
Nadenkend over wat er zojuist gebeurt is,
Schrijf ik dit gedicht,
Ik kijk naar buiten,
Naar de bewolkte lucht,
Ik zie de regen vallen,
En slaak een diepe zucht.
De regendruppels geven mijn tranen weer,
De lucht is mijn gevoel,
Zwaar bewolkt en zonder zonlicht,
Een beetje wind en oh zo koel.
De rillingen lopen over mijn lichaam,
Onopgemerkt verschenen,
net als angsten diep van binnen,
Ook weer ineens verdwenen,
Maar ze komen steeds terug,
Ik ervaar ze keer op keer
Zo dichtbij me, zo ver weg,
maar wel telkens weer.
En de zon die blijft verdwenen,
Totdat de wolken wijken,
Zodat de zon haar warmte weer geeft,
En de liefde toch laat blijken.
Maar tot die tijd is mijn hemel,
Gevuld met storm, bliksem, donder, regen
Tot die tijd blijf ik schuilen,
kan er nu niet langer tegen.