In het beschimpend gefluister van de wind
weerklinken stemmen van het donker
mijn gemartelde geest
vraagt zich af of het de herinnering is aan triomf
of een voorspelling van de rampen die nog gaan komen
of dat de onheilspellende kwelling mijn reden tot waanzin heeft versmolten
ik voel of vind de schaduw van de blakende furie van de zon nimmer
in de verlatenheid aan de gedachte van mijn ongeboren vlees en bloed
ik kan de kracht die mij drijft niet eren noch vervloeken
bijtend in het stof waaruit ik voortkom
mijn onschuld wierp de eerste steen
maar boven de sterren waakt mijn evenbeeld over mij
de wijn van begeerte stroomt door mijn aderen
een juweel heeft een briljant vuur maar geeft geen warmte
mijn handen zijn niet zacht maar ze kunnen dienen
mijn lichaam is niet wit als stremsel
maar mijn geweten is zuiver en puur
mijn lippen zijn niet geparfumeerd
doch spreken ze de waarheid
liefde is voor mij geen poëzie of kunst
maar is het leven voor mij
ik ga niet gekleed in goud of fijn linnen
kracht en eer zijn mijn gewaad
ik kan weinig bieden bezit niets
maar ik bied alles wat ik heb
maar is meer dan goud voor sommigen
maar wie is de man die deze taal spreekt
en deze cylus doorbreekt
nu ik nog niet door tijd ben gekneveld