ze liep ingeduffeld
in 'n lange winterjas
net als 'n pinguin
met beginnend grijs in de haren
dat wapperde tussen haar tanden,
ze ging van deur tot deur
als een verloren gelopen straatleur
haast niemand deed open
tot ze halt hield aan de ladder
tegen de gevel van 't huis
waar ik die zaterdag op stond ...
(nu was er geen ontkomen meer aan)
en vroeg verlegen als 'n karmelietes
't is voor een kaartje van ...
jaarlijks doen we de ronde ...
ze had me onmiddellijk herkend
en 't leek nu wel 't moment
om doogewoon 't gesprek van langgeleden
te hervatten toen haar mooie zwarte haren
en haar nette présence,
't zelfvoldaan geluk van 'n knus gezin uitstraalden,
al weet je nooit met enige zekerheid,
wat er zich achter muren afspeelt,
want boze tongen beweerden ...
'k ben al zo lang alleen,
je weet wel, mijn man ...
daar leer je mee te leven
'k heb wel moeten mijn plan trekken ...
twintig jaar leek zowat even lang te duren
als de vlucht voorbijtrekkende wilden ganzen
die hoog in de lucht boven ons hoofd,
als 'n V-formatie bommenwerpers voorbijvlogen,
de kinderen zijn afgestudeerd,
ééntje gaat naar 't buitenland
en de jongste waarvan ik dacht ...
die heeft ook al grootse plannen,
zo ratelde ze aan één stuk door
tot ze stilviel als 'n auto met motorpech
en haar ogen dof werden als mat glas,
of was het de wind die sneed als een mes ?
nu ga ik maar en veegde haar neus,
na een levenslang relaas kort samengevat
in enkele slagzinnen van nauwelijks tien minuten,
tot ... binnenkort ... euh volgend jaar,
je hoeft echt zo lang niet te wachten
probeerde ik nog, na zo'n biecht te hebben gehoord,
begrepen wat ze niet wou verklappen
en hief werktuiglijk de hand omhoog,
als om haar
de zegen of d'absolutie te geven ...