Een jongen loopt helemaal alleen,
Hij loopt door de zwarte nacht van zijn geheugen.
Op zoek naar dat ene,
Dat ene waar hij naar op zoek is.
Hij ziet stralende puntjes,
Die naar hem kijken, glimlachen en zwaaien.
Hij wil naar hun toe,
Maar elke keer als hij ernaartoe gaat verdwijnen ze.
De jongen gaat verder,
Helemaal alleen loopt hij door de kille nacht,
Met niemand om hem heen.
De kille nacht vreet aan hem,
Het lijkt hem helemaal op te slokken.
Dan komt er een heldere ster die alles verlicht,
Een ster die de nacht in dag veranderde.
Een ster die zijn pad verlichte,
Die nooit meer bij hem wegging.
De ster die er nu nog is,
De ster die in zijn leven straalt.
En vanaf dat moment wist hij,
Dat de ster voortaan altijd bij hem moest blijven.