De ziel is als een steen
Gepolijst, verweerd door wind, regen en storm
verlaten, verwarmd door de zon,
stil en koud, kent zij het menselijk geween.
De ziel is rood, groen en blauw,
ongemerkt verandert zij
van vorm, kleur en geur,
zoals de bladeren in mei.
De ziel is als een eiland
kinderen spelen er met een bal,
sommigen zetten voet aan wal,
velen voelen zich verwant.
De ziel is de adem
die zich een weg baant in het heelal,
de ziel is de wasem,
die achterblijft na een bezoek.