haar blonde haren, bruine ogen
glimmend als barnsteen van de Baltische Zee
omdat Oostzee zo gewoon, haast ordinair
op hoge hakken tikt zij gaatjes roestvrij
in trommelvlies en harde werkelijkheid
saxofoon, clarinet, asti prunotto
desertwijn, de zee roept om zeekraal
uit de Woeste Hoek, lamsoor, groente
van een zilt bestaan, zij proeft en eet
leeft tot zij niets meer te zeggen heeft
elke zoete kus verdampt en smaakt naar
de Dode Zee, waarop zij zoetjes drijft
de schimmels op haar huid verjaagt
melkzuur in haar lichaam opslaat
een rivier begint, waar bergtoppen
en wolken elkaar ontmoeten en vloeibaar
berichten sturen aan de zee of een vlek
die liggen blijft, toegedekt een deken vormt
wit waarop men schrijven kan of voetstappen
achterlaat, sporen in de sneeuw, slijtage in steen
barstjes algen groen, begin van mos
een verre droom van schapen op een paars
heideveld, een maan die glinster zwart
de sterrenhemel verlicht en uitdooft bij de dag