Jij en ik zullen nimmer
langer lopen langs
zongoten stranden,
diepe zeeën en palmdromen;
de rust is als de beukende branding
Met schuimbedekte monden
golven we over werelden, die
niet de onzen zullen zijn.
Vervlogen in een winter van
de vervroegde zomertijd
Volg mijn vloedlijn langs het tij
wanneer we de dromen voorbij zijn
en neerkomen in onze werkelijkheid
waar niets ertoe doet dan jij,
ik en de zoete stilte van liefde
Daar zal ik te vinden zijn en blijven
om onze pijnen te verdrijven in
wat wij ooit hadden en nu weer
krijgen tussen je lippen die mij
niet zullen verdwijnen