Vele nachten heb ik hier gelegen.
Mijn lichaam koud en mijn bloed gestold.
De open rustplaats voor mijn lichaam.
Als een altaar voor de vele gasten.
Vele insecten doen mijn huid licht golven.
Mijn zachte gezichtsdelen teruggebracht tot het bot.
Mijn vingers verstijfd en opgezwolle.
Denkend maar niet in staat om te bewegen.
Enkel voelen met de pijn.
Die in staat was mij niet meer te laten voelen.
Intens toch opgesloten en beperkt.
Nog enkele nachten en ik zal niet meer zijn.
Al mijn overblijfselen worden geadopteerd en verteerd.
Je leven leven voor enkelen.
En je dood zo nuttig maken voor velen.
Alles wat blijft is been en bot.
Been en bot wat mij ooit droeg.
Been en bot wat mij ooit verliet.
Op momenten dat het het hardst nodig was.
Been en bot.
Wat nu een eindpunt is voor mijn gasten.
Achtergelaten maar nooit beter behandeld.
Schoon van zonde.
Schoon van geweten.
Schoonheid in zijn ultieme vorm.
Levenloos maar toch geleefd.
Levenden zo levenloos...