Waar nooit een stem geklonken heeft,
voorbij aarde en sterren,
langs wil en geweten
van heel verre,
verder dan het einde van de weg,
sta ik, gehuld in verblindend licht
Een ieder daar verstokt en beeft,
daar waar tijd machteloos
neer wordt geslagen,
daar waar haat zijn laatste
zucht slaakt
Waar mijn blik spreekt,
waar ik het leven laat
Daar waar nooit een stem
geklonken heeft
Waar geen geluid reikt,
enkel stilte
In een nietszeggende gloed ver
zonken
Ver weg
van de ver
scheurde kilte
Daar hervind ik mijn moed,
badend in vrede
Enkel stilte,
zonder
rede,
waar