Je legde bloedrode rozen op het lijkwitte laken,
waar doorheen bloed sijpelde
op de kist waarin ik lag.
Het leek of ik gestorven was,
maar hoe kon het dan dat ik dit zag ?
Bloeddruppels, maar het leken wel jouw geheimen,
voor altijd mee in mijn graf.
Misschien ook je herinneringen, aan een mooie zomerdag,
maar hoe kon ik dood zijn, als ik dit nog dacht ?
En als ik niet dood zou zijn,
en echt die bloeddruppels zag,
waren het wel je geheimen dan,
of je herinnering aan die dag ?
Maar geheim of herinnering, levend of dood,
ik heb je rozenbloed gezien...en ondergaan.
Al was het maar een gedachte, een droombeeld, een waan,
zoals een straal zon, uiteengespat in een verloren traan,
jij was voor mij als manna, als het reddende brood.
En toen vielen we allebei in een sloot,
klommen daarna weer in de boot,
zaten rillend bij elkaar op schoot
en verdwenen in het morgenrood
...en ik werd wakker...