Hij zag haar iedere nacht in zijn dromen.
Iedere nacht zag hij haar weer komen.
Zijn moeder gaf hem de kracht.
Ze gaf hem macht.
Hij jaagde in zijn eentje overdag.
Omdat hij dat s'nachts bij zijn moeder zag.
Hij miste haar in het leven.
Maar hij zou niet opgeven.
Alleen overleefde hij geweldig goed.
Dat gaf hem veel goede moed.
Het kleine wolfje bleef van haar dromen.
Hij bleef haar zien komen.