er was eens een meisje,
dat ik noemde.
ze was niet mooi,
niet bijzonder,
gewoon ik.
en toen kwam hij,
zijn naam was hij,
en als zo'n man die dingen steelt,
drong hij binnen
in dat naieve wezentje.
in mij.
in mij?
nee, in ik.
en hij stopte haat hoofd vol watten,
zo vol,
dat het zonder watten leeg zou zijn.
en zo kon ik
hij en zijn watten,
niet meer uit haar hoofd verbannen.
maar hij kreeg genoeg van ik,
hij wou zij,
en hij scheurde zich los.
van mij.
van mij?
nee, van ik.
en zij ontving hij
met open armen.
en ik huilde tranen,
en bleef achter,
met een leeg hoofd
en natte watten.