De winter begint
Ik zit in de kou
Denkend aan juli
Denkend aan jou
Met sneeuw op de grond
En de brandende haard
Voel ik weer alles
Verloren, verjaard
Vervlogen in vlokken
Van kristallen van water
Geen vroeger, geen nu
Enkel nog later
Want later misschien
Dans ik over zeeën
Van tranen van nu
Van vroeger wij tweeën
De winter die eindigt
In maart op april
Met een kievit of sneeuwklok
Een klont kikkerdril
Een windvlaag in mei
Een blad aan een boom
Een zwabber, een sopje
Het schip moet weer schoon
Verloren in mist
De ton valt in duigen
Maar de echo weerkaatst
Een vaag hoorbaar juichen
Want later misschien
Dans ik over zeeën
Van tranen van nu
Van vroeger wij tweeën