Ik kijk naar buiten door het raam.
Ik zie jou over het tuinpad gaan.
Je loopt snel,
want je wordt nat van de regen.
Net nog heb ik je gezicht goed bekeken
je keek verdrietig,boos en aangedaan.
Ik kan je gefluisterende woorden niet verstaan.
Het spijt me dat ik je weg moest sturen.
Er is echt geen toekomst voor ons samen,
tussen ons mocht het niet duren.
Jij past niet bij mij,ik al helemaal niet bij jou.
Ook al zei je net (ik houd toch van jou).