Het is te warm, het is te koud
Ik ben te jong, jij ben te oud
Ontevreden, het is nooit goed
Dit is een zucht uit haast en spoed
Hij is te groot, zij is te klein
Wat moet het voor ons dan wel zijn
Te dicht of wat te ver misschien
Te weinig of te veel met tien
Krijg men iets moois, men maakt het vuil
Of mlen slaat het in buts en buil
Waar ligt dan de middel maat
Als men tot het uiterste praat
Soms is het goed, dan weer te slecht
Het lijkt wel vals en niet oprecht
Maar hij die zo spreekt is reeds dood
Voor hij wist wat het leven bood