Uw afscheid verscheurde mijn vreugde tot schroot.
Een rood waas druipte droef van het zwarte zwerk.
Godgruw'lijke gieren graaiden naar mijn zerk.
Het witte woud verdorde vaag, velden dood.
Ik zie je gelaat, blinkend als volle Maan.
Ik hoor ook je lach, klaterend en helder.
Niet in een grafkelder, maar in elke dag.
Niet geheel heengegaan, maar anders van maat.
Je aanblik blijft bruisende bron, maar je Ziel...
Sluit mij buiten en jaagt mij naar kale dijk.
Geen gloeiend groen geeft van loverleven blijk.
Waarom dravende droom onder harde hiel?
Waar ben je heen gegaan? Is er hoop misschien?
Wanneer een weerzien? Of blijft bannend bestaan?