Aan wie het horen wil, een leven lang
ben ik gedoemd om niets te voelen hier.
De bloemen van ’t kwaad begroeien deze gang,
sinds jaar en dag ontbeer ik ieder plezier.
Wat jij negeert belichaam ik met verve,
je vreugde maakt me harder keer op keer.
En als het masker breekt in kleine scherven,
ik kus je mond en lijm de spiegel weer.
De schepping volgens dit beproefd recept,
bestemd om lief te hebben wie nooit geeft.
Als laatste strohalm het vluchtig avontuur,
waar lust emotie wekt in al wat leeft.
Dus strek de armen naar me uit en proef
het honingzoet genot van deze troef.