Het einde van de taal
Vele pleonasmen zijn reeds verloren
de eerlijke mens, de schone natuur
geen schoolslag meer in helder water
geen eerlijke wet, of braaf bestuur
De taal krimpt in het falen ons fatsoen
ware liefde, moedige man
‘t ongelogen woord, O geen
lastige vragen die niet opgelossen kan
Vrije mening, vrije wil
waren allicht plicht en nimmer recht
maar denkend aan de toekomst
is mijn lot beslecht
Zo zal wit sneeuw verdwijnen als as voor de zon
en pas gezaaid gras niet groen meer blijven
al wat is zal ooit verdwijnen, tot de dichter
niets meer heeft om mee te schrijven
F.