Autorijbaan
Beelden snelden voorbij alsof ik een auto zat die te hard reed
de vangrails gleed tot een eindeloze streep van grijze massa
en dat wat mij nog enigszins sturen kon, had ik nimmer beet
want op de snelweg van emotie is men enkel - bijrijder
Tranen vlogen als ellenlange files uit mijn ogen, ik was weer
alleen – alleen met mijn angsten, de gordel mij ontnomen
taxiënd met het verdriet was ik machteloos in het verkeer
van slapenloze nachten en eenzame dorst
Mistlampen wezen mij de weg over het asfalt van de nacht
de van vocht zwerende ogen, bij knipperlicht al onnoemelijk zeer
als de behaarde ruitenwissers, bij oogopslag, niet bij macht
was zij de trieste tol die ik over deze weg betalen moest
Glas na glas, en lied na lied, de eenzaamheid vergiftigd
de drieste dreunen beslogen de geblindeerde ramen
was het de onbezonnenheid van mijn hart, mij bezichtigd
wijl de afstand nimmer slonk, wijl de verte, alsmaar..
Zo veranderlijk als het landschap bij een verre rit
zo passeerden de herinneringen aan mij voorbij
en met ‘n tank vol bezittingen en ‘n toekomst in babysit
was het wachten, nee hopen, op een nieuw begin..
F.