Teneergeslagen, zo klonk je,
Je val, is waaraan ik dacht.
Bewegingsloos, zo lig je,
Terwijl ik hier maar op je wacht,
Energiepijl, de laagste tree.
Gedachtes, één grote brei:
Jouw toekomst, in één klap voorbij?
Geluk, het zat je mee.
Jouw komst, is waar ik op hoop,
Oneindigheid, neemt zijn beloop.
De stilte thuis, moet ik verslaan,
De tijd, lijkt eeuwig stil te staan.
Nu, het moment is daar,
Deur open, waar ik naar staar,
Lennart, niks aan de hand,
Beschadigd, van geen enkele kant.
Berouw, is niet te zien,
Geschrokken, ook niet meer.
“Een auto, is niet wat ik zomaar verdien,”
“Vakantie verpest”, hoor ik elke keer weer.
Besef, ik ben er ook nog,
Je verhaal kun je kwijt, dat weet je toch?
Je zusje, ik hou van jou,
Woorden, die je misschien nooit meer horen zou.