Ik spreid mijn vleugels uit,
En flapper er wat mee,
Langzaam stijg ik wat op,
Ik kan zo vliegen naar benee!!
Tot ik op een dag,
Zelf wat wil gaan doen,
Oma zwaait me rustig uit,
En van mn vriendin krijg ik een zoen.
Ik wil de wijde wereld in,
Zelf, alleen, zonder iemand.
Ik wil die wijde wereld in,
Afhankelijk zijn van niemand!
Maar ze laten me maar niet gaan,
Ik wil vliegen,
Uit het raam!!
Maar mijn moeder houd me vast,
Mijn vriendje klemt zijn handen om me heen.
Mijn broertje bengelt aan m’n been.
Dan doet m’n vader het raam dicht,
En gaat mijn droom langzaam heen…