Hoe daken de onze werden,
Daken gaapten zuchten van jaloezie
geen nestjes piepten meer in de goot
vogels zaten in gazons en fonteinen
want de mussen vielen dood
en alsof huizen onze huiden droegen
kleurden ook zij, de pannen rood
de hitte was onverdraagzaam
Waar ooit de veertjes nog dwarrelden
speels hun schaduwspel voerde
en jongelingen hun eerste pootjes
onwennig het daktuin beroerde
was daar niets meer, dan het geluid
van de ganzen en de woerden
die onder de daken met hen speelden
- En zoals het omkijken naar gedane zaken
geen keerpunt is, zo besloten de daken
hun verlies op dappere pannen te dragen -
Maar toen zagen zij de mens, schuilend
dan weer tegen regen dan weer tegen wind
eenzame passen makend en vonden deernis
in zich en maakten van hem een vrind
En nu genieten zij iedere morgen stil
- het geluid van het wenende kind -
alsof nestjes daar weer even waren
F.