't was in de schemering dat ik genoot
van de zwaluwen, 't zijn luchtacrobaten,
en even later groepeerden luidkwetterend
indrukwekkend veel musjes in de struiken
langs mijn muurtje, om bij het allerlaatste licht
een oorverdovende stilte te laten vallen
voor hen was de dag genomen en gedaan
en onder het sterrenlicht kon ik mij
slechts verwonderen over van hoeverre
ik de lichtjes van het bergdorpje ginds
nog kon aanschouwen, dat als in een sprookje
tegen de berg was aangeplakt
als waren het lampjes op karton zoals in de Droomvlucht
toch ademde het hier echt
en terwijl de uiltjes elkaar goedenacht wensten
vond ik mezelf in een wereld, waar ik me
soms teveel thuisvoelde, maar toch wortelloos,
een dolende op zoek naar een gevoel
nooit gevonden en ook geen zicht op,
en beseffend dat dit niet mijn plaats is
kon ik zonder tranen terugkeren
naar de grond waar mijn leven geankerd is