Ik dacht even nu komt er een einde aan
Nooit kan ik nog met het dichtend verder gaan
Want een leven vol droefheid en bitterheid
Lijken mij wel verzen geschreven met krijt
Wie of wat heb ik als mens nu toch misdaan
Om steeds uit de zon in de regen te staan
Mijn teksten verdwijnen vlugger dan de tijd
Als een onderlopen versleten tapijt
Maar toen dacht ik aan die grote afvalkraan
Die het vuil weggooit voor ons verder bestaan
En die trots alles niets of niemand verwijt
Want werken met hun afval is zijn profijt
Hun lot, is ook mijn verdriet in ener traan
Maar ik ben en blijf een kei harde kemphaan
Kinderen hebben ook nood aan tederheid
En zij brengen mij weer tot die helderheid