Een oude eik,
Eenzaam en oud,
Staande op een lichte verhoging,
Een groot weiland om hem heen,
Maar op het weiland is alleen verdord gras,
Terwijl er vroeger bomen stonden,
Er liepen dieren tussen hen door,
Vele vogels tussen de groene blaadjes,
Het bruiste er van het leven,
Ze zijn allen dood of vertrokken,
Er kwam steeds minder regen,
Totdat het helemaal niet nat meer werd,
De eik bleef alleen achter,
De eik is oud geworden,
20 jaar stond hij zo,
Eenzaam en alleen,
Geen leven om hem heen,
Hij is groot en sterk geworden,
Zoals het hoort voor een eik,
Weerbarstig en eigenwijs,
Geen storm die hem omver krijgt,
Statig en sterk,
Maar wel alleen,
want er was geen regen,
En dus ook geen ander leven,
Hij bleef gewoon hopen,
Tegen beter weten in,
De regen kwam uiteindelijk toch,
Nieuwe blaadjes groeiden aan,
Het leven om hem heen is weer terug,
Verbaasd kijkt dit leven naar hem op,
Dit was toch een verlaten plaats?
Hoe kan die eik dan zo groot en sterk geworden zijn?
Terwijl de tekenen van zware stormen,
Zo rijkelijk te zien zijn!?
De eik wil wel antwoorden,
Hen vertellen van zij kracht,
Maar geen ziel kan begrijpen,
Op wie hij zijn hoop gebouwd heeft,
En terwijl hij dankbaar is in zijn hart,
Zoekt hij naar wegen om hen te vertellen,
Van de kracht van binnen,
Hij had er ooit iets van gehoord,
Maar putte er wel zijn kracht uit,
Het heeft hem doen overleven,
In goede en in slechte tijden,
Door storm en onweer,
Door lente en door winter.
Vandaag is hij sterk en machtig,
Geen macht op aarde kan hem klein krijgen,
Want hij weet wie hij is en wat Hij kan.