in haar veel te kleine bed
waar ik mijn hoofd op 't marmer bonk
voor haar veel te kleine hart
waar steeds 't alarm van vrijheid klonk.
ik verdwaald stond aan haar voordeur
open deed zij, teken aan de wand,
in haar kleren voor de keizer, ik
dichter uit een donker land.
't stad, ze schijten er parfum
zij is er op haar plaats
niet de verwaandheid die men haar toedicht
maar al de rest heeft ze gemeen.
haar stad ze is zelfstandig
en schoon, ik dwaal graag in haar straten
maar haar stad is onverdraagzaam
ik ben er vreemdeling, onbekend dus onbemind
men gebiedt mij al haar drempel te verlaten.
waar ik sta ik omdat ik
in haar veel te kleine bed
slechts mijn hoofd op 't marmer bonk
weet zij niet meer hoe gisternacht
gehijg uit onze monden klonk?