Even alleen.
Even weg,
Van alles en iedereen.
Ik moet in stilte kunnen denken,
Aan jou,
Aan alles.
Waarom dat weet ik niet.
Het moet gewoon even.
Thuis?
Nee, te lawaaierig.
Bij familie of vrienden?
Nee, dan komen er allerlei vragen.
In de natuur?
Ja, daar moet ik heen.
Ik hoor de vogels fluit,
De wind waaien,
Het water stromen.
Ik zak neer op het mos,
Ik denk aan jou,
Aan alles,
Wat we deden,
En nog veel meer.
Hier zijn geen vragende mensen.
Hier is het rustig,
Rustig om te denken.
Maar,
Maar alleen ben je ook niet hier.
De vogels om je heen,
Praten met elkaar,
En,
Als het moet misschien,
Heel misschien met mij.