stil bewandel ik de wegen,
staar droevig
voor me uit,
terwijl tranen zachtjes strelen,
hangen blijven
op m’n vertekende huid,
en gedachten zich gaan huizen,
melancholisch dromen naar de tijd,
waar jij en ik,
en ik en jij,
praten in de grassen,
en ons verstoppen voor de nacht.
waar jij en ik
en ik en jij,
samen stiekem slapen
en jouw voorhoofdskusje
mij tot droomland lacht ....