Met stalen zenuwen en harde schijn
Is nuon blind een eind aan iets gemaakt
En de doodskreet die zo stil werd geslaakt
Echoët van asfalt door glazen ravijn
En de straat met z'n rubberen refrein
Als wild water plots in winter geraakt
Stokt en verstijfd om wat zijn stromen staakt
Doch wilt als koud ijs op drift weg al zijn
Want daar dondert de dood reeds tegemoet
Door gangen van zijn onderaardse rijk
Tot hij gierend en gillend het doel bereikt
En met hete adem ontzielt het bloed
Dat in damp vervluchtigt een geest gelijk
En als rookpluim de hel t’ ontstijgen lijkt