Honden die doen het soms grommend
Maar meestal is het toch luid blaffen
Met de waarborg ze bijten toch niet
Blijf hij trouw aan zijn brave meester
En lijkt elke dag voor hem een feest
Zo wordt zijn geblaf ook omgevormd
Door te aaien of door te straffen
Terwijl hij nooit klaagt over zijn verdriet
Om dan treurend achter een heester
Gans alleen te huilen als een beest
Zijn vrije mening luidop galmend
Wekt hen die nog lagen te maffen
Maar dan gaat ook die tamtam teniet
als een aan land gespoelde zeester
rest hij als schoenmaker bij de leest
Na jaren lang te hebben getalmd
Kwam de boze wolf het hier schaffen
Namen de hondjesteven tot griet
In hun mannenspel zonder speelster
Als was het een lichaam zonder geest