Dromenland (proloog)
Aan de horizon bewegen zacht-fluwelen wolken
Langzaam uitwaaierend op de aanhoudende bries
Uit de bomen verschijnen en verdwijnen
De fladderende lichtjes van de nacht-elfjes
Een wagen met wielen van vuur
Schiet langs de sterrenhemel boven ons
Inktzwarte gevleugelde paarden galopperen
Onvermoeibaar onder de knallende zweep
Dwalend over straten tussen kobolden en reuzen
Groen, geel, rood en blauw
Wil ik rennen in een blinde paniek
De lucht is paars en wordt donkerder
Een reus pakt me op en kijkt me aan
Met een van angst vertrokken gezicht
Ik weet het ook niet en lach hoog en schril
Een lach van de veroordeelde die op de beul wacht
Mijn hart klopt in mijn keel
En ik lik over mijn droge lippen
Duizend gedachten vechten om voorrang
Vergeefs trachtend mijn gemoed te verlichten
Een flits verlicht de volledige hemel
Uit de wolken in de verte een angstaanjagend gehuil
Zwarte wolven met oplichtende ogen
Blikkerende tanden en kwijl uit hun bek
De bries wakkert aan tot stormkracht
Bomen buigen onder het geweld
Boven het lawaai van de wind uit
De kreten van paniek door merg en been
Ik ren, vlucht, zo snel als ik kan
Door de straten en om de hoeken
Gehijg en gegrom drijft me verder
Niet omkijken, alsmaar verder rennen
Tot ik niets zie dan de duisternis
Bomen en huizen zijn verdwenen
Geen levend wezen meer in zicht
Waar ben ik …. ?