Bergen ende steen
voor de nacht van hier naar heen,
in mij de siddering van haar hand
sterf ik langzaam elke stap,
langs het strand aan mijn herinnering
de hoop is jong
en de pas gebouwde huizen
verdelgen in de aarde,
vel omsluit het monster
Fronzend peinzen de wijze mannen en
duwen hun neuzen in de lucht,
hopend op een lichte grijns, blind als ze zijn
een leven lang de dood ontvlucht