Achter de eerste bocht,
Ergens tussen vroeger en later
Ligt het glazen huis van hartstocht
Gevoed door het zuiverste bronwater
Warmte gebracht door de zon
Doet een verblindend tafereel opdoemen
Van een tuinman die liefhebben kon
Zijn kunstmatige tuin van de prachtigste bloemen
Weet je nog die blik tussen jou en mij
Bij het zien van die bloeiende pracht
De tuinman lachte bedeesd en zei
’t is pure liefde waarop men vaak wacht
Iedere dag maak ik nog de tocht
De schittering van weleer is er niet meer
Al is de serre nog slechts een krocht
Wordt onze vriendschap liefde niet een keer