1
Dood,
wanneer kom je?
Deze dag
De dag na morgen?
Dood,
hoe kom je?
Flitsend geweldvol,
tergend sluipende?
Dood,
eens kom je tot mij
zul je me grijpen
kom je in mij
aan mij.
Ik zal je weerstaan.
2
Dood,
jij bent de gerechtigde
onder de mensheid.
Jij kome eens
te vroeg of te laat
maar eens val jij
over de mens heen.
Je mag genieten
kort
van je prooi
dan zul je
moeten loslaten.
Jij bent het middel
niet het doel
om ons te maken
wat we zijn
zin te geven aan
het bestaan ons gedaan.
Zijn te zijn zal je
immer weer overwinnen
jij bent de poortzijde
naar het nieuwe
het lonkende bestaan
wat de mens doet huiveren
maar eens in vrede
doet aanvaarden.
3
Jij bent de minnaar
van mensen
mensen zien het niet.
Als vijand wordt je
ervaren, om te
spiegelen wat je bent.
Jij geeft aan de mens
het nut van het bestaan,
de emotie van het drama
plots ben je
te versterkende banden
van liefde over grenzen heen
jij bent de schipper die ons
terugbrengen zal
over het water
naar de tuin van weleer.
4
Jij bent de zoete
de milde, de verkwikkende
de vrijmakende bevrijdende
en toch ben je niet
- ook al breng je soms genot -
minnaar van de mens
vijand opgejaagd
door mensenkennis.
Soms vind je kracht
toe te sluipen, je prooi
te grijpen plots
ongekend onbegrepen.
Stuk lijkt alles te gaan
alsof het verdriet
om liefde ongekend zij.
Jij bent het maar
de grenzenbreker
van het tijdelijk relevante.
Jij bent het die
zal converteren
naar het niet wijkende.
Waarom wordt je
niet bemind?
Zijn we bang voor je?
5
Al wat leeft
wordt op een moment
overvleugeld
door wat wij noemen
dood
wij denken
dat het leven
heeft opgehouden
te ademen
niets is minder waar
met dood begint leven
opnieuw, een wijze die
we niet kennen en
durven te zien.
Er zij leven
een boom omgegaan
blijft groen
wij kunnen het ook doen.
6
Soms wacht ik
op je. Dan vergeet ik je
weer voor lange.
En dan ben je ergens
in de buurt, mij
inspirerende tot woorden
die wellen.
Bang ben ik voor je, soms
nu niet, de woorden wellen
jij bent er om te zijn
te doen je werk ingebed
in de schepping fascinerend.
Hoe ik je begroeten zal
als je staat aan
de deur deze
is een verrassing.
Misschien kom je ongelegen totaal
misschien haal ik je binnen
als een makker in de strijd
lang gewacht op.
Ik hoop je te herkennen
in termen onbekend;
ben jij die je bent
of kennen we je totaal niet?
7
Wat niet kan
kan niet
wat niet is
is er niet.
Wanneer kan iets
niet zijn of wel?
Veel kan, is mogelijk
kun je zien, ervaren
als je je bevrijd
van de grenzen
opgelegd aan je zijn.
De wil is tot veel in staat
maar wat doe je
als dood toeslaat?
Dan pas gaat leven
het onbegrepene
eens zal ik aanschouwen,
jij ook.
8
Jij die zegt
tot de mens
ik ben die ik ben
leven komt vanuit mij
dood is mijn doodsvijand.
Waarom liet je toe te zijn
de dood onder al wat
leeft, maaier van koren
wuivende in de zon
op de akkers?
Die maait voordat
zaad is volgroeid
om levendmakend
te wezen?
Jij hebt ingeschapen
leven, maar ook de
dood als grens gesteld.
Is de dood wel een vijand
voor ons, ook al wordt
je weggeplukt onvoltooid?
Wij begrijpen weinig
zien de dingen vaak
anders, dan dat ze zijn.
Het weten zal eens zijn
als zon vol aan
het firmament.
9
Elk menselijk wezen
wordt gekweld
in wisselende mate
door angst
grijpend, vlammend,
verlammend, stimulerend.
Als om de hoek komt
jij in het zwarte
- wie zegt dat dat zo is? -
dan slaan de sluizen dicht.
Zo weet jij te brengen
opwinding in de mens
verdriet onbegrepen
een speelbal van
mensen in doodsangst
totdat zij treffen jij
niemand zal kunnen praten
over hoe het zij jou te zien.
10
Alles heeft zijn functie
het gaan
het komen.
Daartussenin
ligt het onbestemde
ongeregelde
de verrassing
van het leven
ook plannen we
volop en lopen
dromen in fantasiën
uit op realiteit werkelijkheid.
Jij bent er
als geboren wordt
niet hier
hier ben je
als leven aards stopt
ergens is een
geboren worden.
Gegaan door een
dal, waar water zij
zal er zijn
jij weet het.
©1992,1995 wilzen