Ik zit hier vlakbij het water
Te kijken naar die o zo mooie avondzon
Ik heb ’t niet in de gaten
Maar het wordt alsmaar later
Ik wou dat ik niet anders kon
Dan hier voor altijd blijven
Ik zou het nooit kunnen laten
Om te dromen hoe het zou kunnen zijn
Waarom wil men weg?
Het is hier o zo fijn
De vogels fluiten en zeggen: hoor eens goed wat ik zeg
Waarom de grote wereld in?
Dat is toch eigenlijk veel te min
Waarom wil men altijd meer?
Is het niet genoeg wat wij kregen van onze Heer?
Middenin al dat groen
Daar is het mij allemaal om te doen
Voor altijd blijven bij de dieren
Die onze mooie natuur zo sieren
En dan vooral die mooie witte bolletjes wol
Die schaapjes die lopen dezelfde weg als de mol
Waarom wil iemand dat nou verstoren?
Wie wil nou niet elke avond de koekoek horen?
Verstoor niet die mooie natuur
Die natuur die is nog zo puur
Nu nog wel, dus verander ’t niet
Loop ’s op een open vlakte en je ziet
Die mooie onbebouwde ruimte
Laat nog een beetje natuur over
Anders steel je van jezelf; dan ben je een rover
Van al dat groeit
Maar ook van al dat bloeit
Laat nog een beetje groen staan
Dan kun je rustig door ’t leven gaan