Jij zette over met een vrouw
zij had je dochter kunnen zijn
Ik kon alleen maar naar je kijken
raadsels als mysteries latend
Aan de overkant vlogen de scholeksters
af en aan, van pier naar binnenland
tedere geluidjes makend, strelend
aangenaam als de koele bries van zee
Lopend over de roestige ijzeren buis
vroeg ik naar het doel van afscheid nemen
want alles, veervrouw neem je met je mee
Jij duwde je dicht tegen me aan, wees
op de visdieven, met kopjes zwart
sierlijk omgeven in hun ijle tonen
het breekbaar bewegen op rijstpapier
penselen zij boven ons in hun vlucht
Jij stopte en keek me afwachtend aan
tot ik mijn armen om je heen zou slaan
je vast zou houden tot je laatste zucht
Hier zouden wij nooit meer weggaan