In razende duisternis
Kolkt donkere nevel
Die stilte verstikt
Ontrukt hem zijn ziel
Versplintert zijn zacht gemoed
Tot niets dan schreeuwend zwart
Zijn gapend hart verdooft
Langs het kronkelende pad
Rijzend vanuit de zuigende afgrond
Wijken torenende wanden uiteen
Zacht zuchtend kraken zij
Geteisterd door een zijden gloed
Vanuit de diepte
In een onhoudbare opmars
Hij staart verstomd
*Als trillend gefluister het gedonder overstemt*
Zijn handen uitgestrekt als een zuigeling
*In de storm predikt de stilte*
Verstard in een vergeten handeling
*En jubelt versteende woorden*
Sluit hij ontzet zijn ogen
Een eenzame ster stijgt op
En verdampt aan de einder
Haar gezang - nu nog slechts gesis
Pijnigt niet langer
De stampende duisternis
Die hem plet
Terwijl hij dan pas haar bedoeling weet