De Storm
Rollend roert de wind zich nu
In ‘t duistere van de nacht
Klagend, zuchtend
Bonkend en blutsend
Komt zij naar ons toe
Regen rept zich uit de hemel
Buiten op de natte grond
Kletsend, pletsend
Gutsend en zwetsend
Tot klagenswaardig toe
Donder daalt nu uit de wolken
Hoog boven huis en stal
Barstend, bulderend
Stotend en kelderend
Nog steeds niet levensmoe
Gierend gaat de storm maar voort
Op ’t zeevlak en op aarde droog
Onversaagd en onvermijd
Begraaft hij ied’reen
in z’n liedeke vol nijd!