Toen Broeder Jakob de klokken nog luidde
Wist groot en klein nog wat Pasen beduidde
Een klokkenluider ging toen nog op en neer
De klepel die sloeg nog de communiesfeer
En had het patertje zich overslapen
Stond men reeds naar de toren toe te gapen
Voor de opstanding van Christus met een traan
Tot als opluchting de klok begon te slaan
Want na oprecht bidden, zonder te vloeken
Konden ze weer eens Paaseieren zoeken
Nu van uit het noorden tot uit het zuiden
begon men onze levensstijl te kruiden
Onze priester is niet meer die van weleer
zelfs tegen God onze heer gaat men tekeer
De kerk verloor de meeste van zijn schapen
En met Pasen valt er niets meer te rapen
Want zelfs al is het kerstfeest nog niet gedaan
Ligt reeds het Paasei al in het uitstalraam
Maar met Pasen moet je een kerk bezoeken
om je bij God in de hemel te boeken