Ik zat in de zon
Toen zag ik er één
Van ragfijn zijde gemaakt
Iets waar ik van genieten kon
Ik liep er heen
Wonderlijk mooi, even werd ik geraakt
Een dagpauwoog.
‘t was haast niet echt
zo kunstig geweven
’t was of God mijn ziel bewoog
en zei:” Is het leven slecht?”
kijk eens wat ik je heb gegeven
‘K liep buiten, verdrietig
en toen zag ik het: zo teer, fragiel, doorschijnend,zo sterk
en toch zo breekbaar en nietig
al ruikend besefte ik eens te meer
Van Hem gekregen, ‘t is zijn werk
Golden Shower, een prachtige roos
zo kunstig vormgegeven
ik had de neiging tot venijnige spot
prachtig allemaal, zo mooi, zo broos
allemaal zulk prachtig leven
Maar ik dan, zo vroeg ik, ik dan o God?
Filigrain vleugels, ze gingen snel op en neer Vloog, zweefde van bloem naar bloem
Om uiteindelijk te landen
Prachtige kleuren, eindeloos teer
Tot rust komend alleen nog een licht gezoem
Ik pakte hem voorzichtig in beide handen
Wat wou ik graag die libelle zijn
Zonder zorgen, zonder angst
op de wind omhoog te zweven
niets te denken, wat leek me dat fijn
ik opende m’n hand, daar ging mijn vangst
Zijn leven in mijn hand,’k heb het teruggegeven
Gods schepping, onbeschrijfelijke pracht
Een wonder, niet na te maken
niet even , maar al eeuwen lang
bewijs van Gods liefhebbende kracht
Hij zorgt ervoor en zal hij dan niet waken
Over mij? Waarom ben ik dan zo bang?
een vlinder een teken
Een roos een verhaal
Een libelle roept me toe:
Je mag niet blijven steken
In woedende, verdrietige taal
Maar God, maar God, ik voel me zo moe.
Ik weet het, ik heb het zo geleerd
God zorgt voor mij, zo staat het geschreven
Maar God, kijk toch, hoe zit ik er nu bij.
Gewond, gekwetst, tot in mijn hart bezeerd
Ik heb het niet meer in de hand mijn leven
Kan alleen maar smeken: ontferm U over mij
Ik kan het niet alleen, voel me stuk
Hulpeloos, van alle luister ontdaan
Niets meer over om voor te leven
Zo donker, zonder kleur, zonder geluk
Met lege handen, zo wil ik tot U gaan
Mijn leven in Uw hand,ik heb het terug gegeven