zo klonken onze kussen
weet je nog toen,
toen we de dingen deden
die we nu niet meer doen.
weet je nog hoe,
hoe we in het verleden
kusten, de ogen toe.
niet kijken, niet kijken,
als je me zoent,
als je me tongzoent,
als je me innig zoent,
en je zoende en je kuste
en je verborg je tong
diep in mijn mond.
ik proefde, ik smulde,
ik wilde je speeksel
en nog meer speeksel
en alleen maar speeksel
en dat van die bacteriën
die in het rond sprongen
van de ene naar de andere mond
en waar we misschien
ziek van zouden worden
en waar we misschien
dood van zouden gaan,
dat kon me niet schelen,
ik wou en zou mijn speeksel
met het jouwe delen.
oh, kon ik je maar weer
kussen naar hartelust,
oh, konden we maar weer
naar de tijd van tongelust,
naar de tijd dat we niet wisten
of het wel goed was zo.
misschien moesten onze hoofden
best een beetje schuin,
misschien was de wijze waarop
nog een hoopje puin,
we leerden elke kus wel bij.
en dat er nog wat anders was
dan dat kussen, dan dat zoenen,
dan al die gekke tongensprongen,
daar dachten we niet aan.
we wisten niet te bedenken
wat we nog zouden ontdekken
na ons eindeloos gezoen.
weet je nog. weet je nog wij.
dat wij toen we twaalf waren.
dat wij toen. en hoe.
wij tweeën.
wij.
:::... david troch ...:::